column door Eva De Gelder
Dat ik zo, volledig opgerold in het donsdeken, lijk op een ongebakken croissant, of de hypothetische penis van het Michelin-mannetje, grapt mijn lief. Ik vraag welk van beide hij geschikter vindt als bedpartner. Na vakkundige overweging blijkt zijn voorkeur uit te gaan naar het eerste. Mijn lief, mijn liefste, die mijn gepieker altijd probeert te doorbreken met mopjes.
de helaasheid der skypero’s, het onvermogen oorlogen en menselijke conflicten via papier te beslechten, en hoe de één zijn armen opengooit en de ander zich afsluit in tijden van crisis.
Even voordien lagen we te lezen, hij in de Humo, ik in Camille Claudel van Anne Delbée, een aanrader trouwens, ware het niet dat mijn gedachten zich ver van de bladzijden afspeelden, en ver van dit bed. In plaats van aan beeldhouwers en Parijs dacht ik aan de helaasheid der skypero’s, het onvermogen oorlogen en menselijke conflicten via papier te beslechten, en hoe de één zijn armen opengooit en de ander zich afsluit in tijden van crisis.
Liefde in tijden van corona. Het was maar een kwestie van dagen eer schrijvers allerhande zich bedienden van de gemakkelijke allusie op Gabriel Garcia Márquez, en de verwijzing naar de titel van Liefde In Tijden Van Cholera is even voor de hand liggend als het onderwerp zelf, want liefde is alles, altijd. Tussen mijn lief en mij loopt alles goed, wij blijken één van die koppels bij wie de toegenomen fysieke proximiteit heeft geleid tot meer intimiteit, geborgenheid, en ik kus mijn spreekwoordelijke handen even vaak als ik hem kus. Hij was niet de reden van mijn gepieker.
Ben ik de enige met dit probleem, of hullen we ons in een collectief zwijgen wanneer het over falende vriendschap gaat?
Enkele uren geleden had ik een uit de hand gelopen messenger-discussie met een vriendin die wel eens het einde van 14 jaar vriendschap zou kunnen inluiden, en ik vroeg mij af of het hoe dan ook een onafwendbaar kwaad was, een degressie die al lang was ingezet, of dat die vermaledijde coronacrisis er voor iets tussen zat. Liefde in tijden van corona: we werden neer geknuppeld met prognoses en statistieken over toekomstige echtscheidingen en breuken, maar wat met vriendschap? Zijn deze connecties zo goed bestand tegen de fysieke afstand waartoe een allesbehalve genadig jaar ons dwong dat we het onderwerp ongemoeid kunnen laten? Ben ik de enige met dit probleem, of hullen we ons in een collectief zwijgen wanneer het over falende vriendschap gaat?
De verheerlijking van vriendschap ten opzichte van romantische relaties is een tendens die zich al jaren manifesteert.
Dat koppels uiteen gaan, allemaal goed en wel, maar dat het tussen vrienden kan mislopen, daar lijkt er een quasi Victoriaans taboe op te rusten. De verheerlijking van vriendschap ten opzichte van romantische relaties is een tendens die zich al jaren manifesteert. Liefde is strijd, zo wordt het ons op alle mogelijke manieren ingeprent, het is een geïnstitutionaliseerd pad vol culminerende verplichtingen dat ontworpen lijkt om te ontgoochelen. Vriendschap daarentegen is fris, vrij, groeit naarmate wij, de dragers ervan, groeien (tegenover het luwende karakter van de liefde), en maten blijven maten, ook na de verdamping van de feromonen. Dat is althans het ideaalbeeld, of de mythe, zo u wilt. In werkelijkheid heeft de gemiddelde vriendschap een houdbaarheidsdatum van 7 jaar, en moet de pijn die we ervaren bij de teloorgang ervan niet onderdoen voor liefdesverdriet.
In werkelijkheid heeft de gemiddelde vriendschap een houdbaarheidsdatum van 7 jaar, en moet de pijn die we ervaren bij de teloorgang ervan niet onderdoen voor liefdesverdriet.
Mijn vriendin en ik kennen elkaar sinds we 14 jaar oud waren, we hadden een trouw aan elkaar gezworen die het verbond van gelijk welke ring oversteeg, maar ik zag met lede ogen aan hoe de band de laatste jaren langzaam afnam, zonder grootse rupturen of conflicten, hoe de kabels die we hadden gesmeed in onze pubertijd begonnen te lijden onder metaalmoeheid. Wanneer we elkaar zagen vulden we onze avonden met herinneringen aan vroeger, om het gegeven dat we er nog weinig nieuwe maakten weg te moffelen. De tijd, vervuld van verplichtingen links en rechts waar wij als mens eeuwig achter hollen, samen met de afstand, zij in Gent, ik in Brussel, holden onze band verder om verder uit, maar we bleven plichtig aan ons woord, dat we nog steeds best buds waren, BFF’s, die elkaar nooit zouden laten vallen.
2020, het annus horribilis waarin onze laatste mirages brutaal werden stukgeslagen.
Dit was de realiteit tot maart 2020, tot aan dat annus horribilis waarin al onze laatste mirages brutaal werden stukgeslagen: dat onze planeet zich wel zal aanpassen aan de mensheid in plaats van omgekeerd, dat geschikt en aanvaard leiderschap zal opstaan wanneer we haar het meest nodig hebben, en dat vriendschap voor eeuwig is.
De slopende S-vorm van ordonnanties, lockdown, zoetjesaan herwonnen vrijheid en wederom lockdown die we met zijn allen ondergaan hakt er bij iedereen zwaar in, elkaar zien en vastpakken werden bij decreet verboden, maar de mens – creatief als immer – vond een weg: de yogasessies op zaterdagochtend werden wandelingen, en de avonden op café skypero’s. Ik ben niet het type voor skypero’s, ik organiseer ze niet en ik doe er liever niet aan mee, om de simpele reden dat ik een spreekwoordelijke man blijk die zich slechts op één ding tegelijk kan focussen, dus óf het scherm, óf de conversatie, en daar het laatste mijn voorkeur geniet, bel ik liever zonder de aanwezigheid van een camera.
De vrijgekomen ruimte confronteerde ons met een leegte die we slechts decoreerden, maar niet overbrugden
Maar ik belde haar wel, ook nadat in maart 2020 al onze overgebleven rituelen abrupt instortten, en de vrijgekomen ruimte ons confronteerde met een leegte die we slechts decoreerden, maar niet overbrugden. Ik belde, om te horen hoe het ging, en om te laten weten dat ik er was, ook nu, of misschien zelfs vooral nu. Ik belde, ondanks dat de afstandelijke misverstanden toenamen na iedere onbeantwoorde telefoon, en de stilte uiteindelijk een katalysator werd van vroegere en huidige strubbelingen, en we uiteindelijk vervielen in gebakkelei via messenger, dat – zoals geweten – de doodsteek van de redelijkheid is.
“Afstand”, dacht ik luidop, “meer nog dan constant op elkaars lip zitten, is afstand de bakermat van menselijke conflicten”. Mijn lief draaide zich half slapend om en mompelde: “Also sprach ongebakken croissant”. Het mopje hielp. Toch voor even.
Comments