Wordt het geen tijd om onze gezondheidszorg dooreen te schudden?
Een opiniestuk van Stephanie Croes
Een aantal weken geleden mocht ik in De Standaard mijn licht werpen op dat vraagstuk aan de hand van mijn eigen ervaringen met zowel psychoanalyse als contextuele systeemtherapie. De voorbereidende gesprekken over de jarenlange zoektocht naar de juiste therapie werden herleid tot zijn essentie en samengevat in een essay over welke plek de psychoanalyse anno vandaag in de praktijk inneemt. Een groter aantal punten die evenals kaderen binnen de wereld van de therapie kwamen niet aan bod. Dat omdat ze niet toebehoren aan de hoofdvraag: is Freud verdrongen?
Of Freud nu verdrongen is of niet, een nieuwe vraag dringt zich op namelijk hoe de doorsnee patiënt anno vandaag zijn weg vindt binnen het kluwen van therapiemogelijkheden. Ikzelf ben sinds mijn tienerjaren in therapie. Desondanks wist ik tien jaar later nog steeds het verschil niet tussen psychoanalyse, cognitieve gesprekstherapie of contextuele systeemtherapie. Die kennis vergaren als patiënt kostte me nog eens tien jaar.
Vandaag, twintig jaar later, kan ik stellen dat ik het verschil ken. Hoe makkelijk was het geweest, had ik tien, vijftien, twintig jaar geleden geweten wat er op de therapie-menukaart stond?
Vandaag, twintig jaar later, kan ik stellen dat ik het verschil ken. Hoe makkelijk was het geweest, had ik tien, vijftien, twintig jaar geleden geweten wat er op de therapie-menukaart stond? Want dat is wat therapie voor mij is; een menukaart vol mogelijkheden. Meer nog dan over een klik met een therapeut gaat het immers ook om het aftoetsen van wat de kaart serveert. Zo heb ik een goede band met mijn buurman, een kaasboer, maar laat ik de lactose liever aan mijn prikkelbare darmen voorbijgaan. De band met mijn groenteboer is afstandelijker, niettemin weet ik dat groenten gezond voor me zijn. Wat ik eet en niet eet zijn bewuste keuzes geworden. Welke therapie ik volg of niet volg ook. Al vraag ik mij af bij hoeveel patiënten dat werkelijk een weloverwogen keuze is?
Toen ik als twintiger (opnieuw) in therapie ging, was dat op aanraden van de huisarts. Op basis van een vijftien minuten durend consult werd ik doorverwezen naar een therapeut voor gesprekstherapie. Ik had geen notie van het uitgebreide aanbod aan therapieën dat bestond en geen inzicht in het feit dat ik daarin een keuze kon maken. Wat ik wel wist, was dat ik kon kiezen tussen therapie bij een psycholoog of een psychiater. Als prille twintiger koos ik voor de psychiater. Toen, en vandaag nog steeds, was dat financieel de gunstigste keuze. Een consultatie bij een psychiater is duur, maar krijg je terugbetaald. Een degelijke terugbetalingsregel voor een psycholoog via het ziekenfonds is nog steeds zo goed als onbestaand. Het tarief was doorslaggevender dan de therapeutische inhoud. Dat is jammer. De parallel met de menukaart doortrekkend, weten we ondertussen allemaal dat plantaardige voeding meer gezondheidsvoordelen met zich meebrengt dan het louter eten van dierlijke voeding. De voedingsdriehoek keerden we een aantal jaren geleden zelfs volledig om. Niettemin maken we op vandaag, omwille van prijsbepaling of budgettaire beperkingen, nog steeds alternatieve keuzes met mogelijk milieu- en gezondheid schadelijke gevolgen. Het zijn geen onbegrijpelijke keuzes. Maar waarom worden we tot zo’n keuzes gedwongen?
In 2021 aanvaardde 40% van de psychologen en ruim 60% van de psychiaters zelfs geen nieuwe patiënten meer in de praktijk. Die cijfers zijn er de afgelopen jaren niet op verbeterd.
Het debat over of de psychoanalyse zich heeft losgemaakt van haar grondlegger is voor velen een luxe debat. De waarde van de Europese armoede-indicator die het risico op armoede of sociale uitsluiting aangeeft, bedraagt in België 18,7% van de bevolking. Dat cijfer komt min of meer overeen met het subjectief armoederisico. Volgens de EUSILC 2022 enquête gaf 16,9% van de Belgen aan moeilijk tot zeer moeilijk rond te komen*. Die mensen liggen niet wakker van het debat over de plek van psychoanalyse in de praktijk, terwijl het in de praktijk net die kwetsbare groep en vrouwen zijn die het meest nood blijken te hebben aan therapeutische begeleiding door de discriminatie die ze ondervinden. Vinden ze toch hun weg naar de psychologische hulpverlening, dan worden ze daar geconfronteerd met ellenlange wachtlijsten. In 2021 aanvaardde 40% van de psychologen en ruim 60% van de psychiaters zelfs geen nieuwe patiënten meer in de praktijk. Die cijfers zijn er de afgelopen jaren niet op verbeterd.
Ik zou durven stellen dat ze op het vlak van psychologische gezondheidszorg, net zoals de oude voedingsdriehoek, hopeloos verouderd is.
‘Het freudiaanse kader blijft een inspiratiebron’ stelde Stijn Vanheule over de psychoanalyse, ‘maar het is niet de eeuwige waarheid’. Ook onze voedingsdriehoek bleek niet de eeuwige waarheid te bevatten. We stelden ze in vraag en keerden ze om. Dat doet de vraag rijzen of het geen tijd wordt om onze gezondheidszorg (eindelijk) opnieuw in vraag te stellen. Ze mag dan wel relatief betaalbaar en toegankelijk zijn in vergelijking met andere landen, maar dat betekent niet dat ze vrij is van hiaten. Ik zou durven stellen dat ze op het vlak van psychologische gezondheidszorg, net zoals de oude voedingsdriehoek, hopeloos verouderd is. Misschien wordt het wel tijd om ze dooreen te schudden, om te keren en te draaien tot we, wat betreft mentale gezondheid, geen keuzes meer moeten maken op het vlak van ‘wel of niet’ therapie, maar simpelweg vrij van financiële en/of andere beperkingen, net zoals op een menukaart, kunnen kiezen welke therapie werkelijk het best bij ons past.